“TRUE STRENGTH…” (King Tee)

edwin en roy1

Waarom ben je met dit boek te begonnen?

Om mensen met elkaar in contact te brengen. En om ze meer te weten te laten komen, zowel over zichzelf als over de ander. Maar ik kan zo nog 3 andere redenen noemen hoor.

O ja? Vertel…

Nou, bijvoorbeeld ook om dingen van me af te schrijven. Zaken waar ik al jaren mee rondloop en die ik graag wil delen. Voorheen deed ik dat vooral mondeling. Maar je bereik is dan vrij beperkt natuurlijk. Daarom verschoof ik mijn ‘werkgebied’ naar internet, waar het makkelijker is om een groter aantal mensen in één keer te bereiken. Ik was vooral te vinden op het forum van IndoWeb.nl En soms op dat van Pelita. Lang voordat social media er waren.
Daarnaast wil ik met dit boek een platform bieden aan andere kunstenaars. Wanneer je door het boek bladert kom je hun kunst tegen. Stuk voor stuk zijn het waardevolle aanvullingen op m’n werk; ze helpen de verhalen nog meer tot leven te komen.
De manier waarop het boek is geschreven en vormgegeven is ook bewust ‘anders’; het is ‘eigentijds’ zoals dat genoemd wordt, omdat het een ode is aan de ouderen, met boodschappen voor de jongeren.

Hoe lang liep je al met dit idee?

Nadat ik in 2013 voor het eerst een gedicht had gepubliceerd, via facebook, werd het beloond met overweldigende reacties. Daar was ik best door verrast. Toen was het idee voor een boek er… weer. Het oorspronkelijk idee had ik namelijk al sinds begin jaren ’90.
25 jaar geleden kreeg ik het gevoel dat ik een boek moest schrijven. Ik dacht altijd aan een ‘Indisch’ boek. Dat het een ‘Indisch-en-nog-veel-meer’ boek zou worden, wist ik pas 2 jaar geleden. Nadat ik eraan was begonnen.

Wil je met dit boek de ouderen en jongeren met elkaar verbinden?

Jazeker.
Ik wil hele generaties dichter bij elkaar brengen, door middel van een gevoel van wederzijds respect. En meer begrip voor elkaar. Jongeren weten en begrijpen vaak weinig van de ouderen. En omgekeerd geldt dat ook. Kijk je naar het zogenoemde ‘Indisch-zijn’ dan gaan ouderen er van uit dat dat bij hun generatie ophoudt. De redenatie is vaak: “Wij zijn de laatsten die ‘Indië’ nog hebben meegemaakt.” Hun kinderen hebben dat inderdaad niet en kennen voornamelijk ‘Holland’, of een ander land waar de Indische migratie ze naartoe heeft gebracht.
En hún kinderen, de kleinkinderen van de zogenaamd laatste ‘echte’ Indischen, daarvan wordt gedacht dat ze al helemáál geen aanspraak meer kunnen maken op een Indische afkomst. Er is immers niets doorgegeven. Niet letterlijk ten minste.
Ik vrees dat de meeste ouderen niet beseffen dat de jongeren nog steeds Indisch zijn.
Ondanks al het zwijgen en het niet bewust meegeven van typische gebruiken en gewoonten, hebben de jongere generaties die zaken tóch meegekregen. De ene persoon meer dan de ander, dat wel. En niet iedereen is zich er even bewust van.
De waardering voor ‘het Indische’ is wel twijfelachtig. Sommigen zien het als iets speciaals, anderen niet eens de moeite van het benoemen of bespreken waard.
We vormen van oudsher geen homogene groep. Vanuit Indische kringen wordt vaak gedacht dat Molukkers dat bijvoorbeeld wel zijn, maar dat is net zo min het geval. Het grote verschil zit hem niet in homogeniteit, maar in cultuur- en adat-overdracht. Eigenlijk zijn de verschillen te groot om Molukkers met (Indische) Indo’s te vergelijken. Zij hebben een duidelijk omlijnde cultuur, compleet met taal en een grondgebied waarnaar ze kunnen verwijzen. Dat soort ogenschijnlijk essentiële zaken ontberen wij.
In feite is dat altijd al het geval geweest, want ‘Indië’ was niet enkel van ons. En welke taal kunnen we claimen als de onze? Maleis…? Pecok…? Nee en nee. Die laatste komt misschien nog wel het dichtst bij ‘typisch Indisch’, ware het niet dat de meeste Indischen niet geassocieerd wilden worden met Pecok. Die taal was voor ongeschoolde Indo’s uit de kampung, die het ‘Hollands’ niet machtig waren…
nog-veel-meer’ boek zou worden, wist ik pas 2 jaar geleden. Nadat ik eraan was begonnen.
Ik wil Indischen, jong en oud, ‘van de kampung’ tot de ‘elite’, wereldwijd met elkaar verbinden. Het liefst met terugwerkende kracht. Want we zijn nu eenmaal met elkaar verbonden. Kijk wat we hebben… niets! Geen land, geen eigen taal, volgens velen ook geen cultuur. Maar we vormen wel een bangsa. We weten toch allemaal dat we Indisch zijn. En Indo. Dus waarom ontkennen dat we samen een bangsa vormen? Voor mij voelt dat aan als zelf-ontkenning.

Wat betekent RESPECT voor jou persoonlijk?

Zelf-respect, zelf-waardering, erkenning. Jezelf in de ander verplaatsen. Naastenliefde. Ego aan de kant, de ander voorrang geven. Daarmee behoudt je niet alleen je eigenwaarde, je versterkt het!
Voor mijn gevoel is het de belangrijkste waarde in mijn leven.
Respect is de basis van waaruit ik denk en handel. Ik denk niet in rangen en standen. Ik kijk naar hoe we elkaar behandelen. En ook al word ik slecht behandeld, dan nog is dat voor mij geen reden om dat gebrek aan respect tot norm te verheffen. Ik ben van het principe “Behandel de ander, zoals…” weet je wel. “Do unto others…”. De culturen (meervoud!) waaruit ik voortkom hebben me dat denk ik geleerd. Waardering, erkenning, naastenliefde, iets voor een ander willen betekenen, niet denken in persoonlijk gewin maar in ‘win-win’, elkaar vooruit helpen en het de ander oprecht gunnen om jouzelf voorbij te streven… dat soort dingen. Yin en yang… balans… het kwaad in de ogen durven kijken. En het goede koesteren. Vol vertrouwen en overtuiging. Zelfvertrouwen en vertrouwen in elkaar, vanuit Respect.

Je was 13 jaar oud toen je Indische roots zich openbaarden… Op welke manier?

Ik was al Indisch voordat ik geboren was natuurlijk. Maar het lot wil dat ik van de generatie ben die er van huis uit niets over meekreeg, afgezien van dingetjes in de kantlijn. Maar niet van: “Kijk jongen, dit is nou Indisch en hier mag je trots op zijn.” Ik denk dat we in de jaren ’70 en ’80 in Nederland nog steeds niet geëmancipeerd genoeg waren om het op die manier over te brengen op onze kinderen en kleinkinderen. We waren nog altijd die paspoort-Nederlanders, die zelf dachten ontzettend Nederlands te zijn, maar door Nederland vooral werden gezien als ‘exotisch’ en ‘anders’. Dat beeld uit de jaren ’50 en ’60 was natuurlijk wel geleidelijk aan het veranderen. Maar in tegenstelling tot ons type Nederlanders (van gemengde afkomst) was Nederland, met name in haar denken, totaal nog niet multi-cultureel. Die term kwam pas later. En daarmee ook het besef dat Nederland daar wat mee moest doen.

Ondertussen was ik een tiener en begon ik m’n eigen identiteit te ontwikkelen. In de jaren ’80 kwam Hip Hop op mijn pad. Like it was meant to be… Nietsvermoedend probeerde ik te breaken (breakdance’n) en kreeg ik een enorme passie voor graffiti. Rap hoorde er ook bij. Het bleek al gauw een geweldig middel om sociale vraagstukken mee aan de kaak te stellen en ook raciale kwesties te bespreken. De teksten, mits je er naar luisterde, zetten je aan het denken en hielden je een spiegel voor. Zodoende begon ik meer en meer naar mijn eigen achtergrond te kijken en mezelf af te vragen wat die precies inhield. In een tijd van ‘black pride’ en ‘brown pride’ en ‘all kinds of ethnic pride’, was Hip Hop voor mij een soort guideline to my roots. Het dwong me haast om er van alles over te weten te komen.
In tegenstelling tot de generaties voor mij, voor wie het belangrijk was om ‘zo Nederlands mogelijk’ te zijn en niet op te vallen, was het voor mij juist o.k. en cool om voor je afkomst uit te komen.
En omdat ik me ook wel realiseerde dat ik niet Indonesisch was, maar net zo min ‘echt Nederlands’, wilde ik er het fijne van weten. En zo is het eigenlijk gekomen…

In 1997 was je in Indonesië, je voelde je niet senang op vele plekken…hoe kwam dat?

Iedereen was altijd zo vol van Indonesië: van de gastvrijheid, de vriendelijkheid, de geweldige natuur, het klimaat, noem het maar op. Vooral mensen die er niet vandaan kwamen vielen dat soort zaken op. Waarschijnlijk omdat ze zo anders waren dan wat ze gewend zijn.
Mensen wiens familie oorspronkelijk uit Indonesië komt, Indischen onder anderen, die spraken daarnaast vooral over het gevoel van ‘thuiskomen’. Ik kan me nog herinneren dat de Molukse voetballer Simon Tahamata toentertijd in een interview zei dat hij al in het vliegtuig, boven Ambon, het gevoel had dat hij echt thuis was.
Ik had dus vrij hoge verwachtingen, terwijl ik goed wist dat mijn familie Indonesia voorgoed verlaten had en ze er om begrijpelijke redenen ook nooit meer naar terug wilden. Oma had me verteld over de oorlog en ik wist van de Bersiap en de onafhankelijkheidsoorlog, dus ik kon het wel plaatsen. Wat ik ook kon was mezelf indenken dat, hoe zeer je ook tegen jezelf zegt “Ik heb niks met dat land”, je altijd een band blijft hebben met je geboortegrond. Natuurlijk was het niet míjn geboortegrond, maar de verhalen over de vele plaatsen verspreid over heel Java waar mijn familie had gewoond, zorgden er voor dat ik er ook een band mee had gekregen. Ook al was ik er nog nooit van m’n leven geweest.
Ik had goed geluisterd en zelfs notities gemaakt. Plaatsen, compleet met straatnamen en huisnummers en andere plekken die een rol hadden gespeeld in onze familie-geschiedenis had mijn Oma me allemaal meegegeven. Enigszins knarsetandend, want ze bleef zich maar afvragen wat ik daar per sé moest gaan doen.
En toen was het moment daar. We gingen voor het eerst op reis buiten Europa, Denise en ik. Denise was anderhalf toen ze uit Suriname naar Nederland was gekomen. Sindsdien was ze niet meer met het vliegtuig ergens naartoe geweest. En voor mij was het al helemaal de eerste keer. Extra speciaal dus, allemaal. Hoewel Denise Javaans is, was ze de eerste van het gezin die naar Java ging. En mijn vader, die officieel niks met Indonesië heeft maar er wel ontzettend in geïnteresseerd is, al eeuwen, was al drie keer geweest. Mama bleef dan altijd thuis, behalve één keer in 1988 toen ze na 32 jaar weer even terug was in haar geboorteland. Voor hun was het allebei geen thuiskomen… daarvoor was de band met het land niet echt sterk. En voor Denise moest dat ook nog maar blijken, maar alles leek erop dat wel mee zou vallen, want ze voelde zich al nooit zo ‘Javaans’.
Ik was echt een geval apart. Wit als een blanke, maar zich door en door bewust van z’n gemengdbloedige afkomst. Ik dacht dat een stuk van me daar echt thuis zou komen. Misschien was het anders geweest wanneer ik een blanke vriendin had gehad. Want nu was ik vooral die Belanda met een Indonesische vriendin. Zo werden we gezien, Denise en ik. Vooral in bepaalde steden (Jakarta en Bandung) leverde dat scheve gezichten en opmerkingen op. Daar buiten waren de mensen wel een stuk vriendelijker en voelde ik me veel meer welkom. Maar echt thuiskomen was er voor mij niet direct bij. Daarvoor waren de eerste indrukken niet positief genoeg.

Zijn de gedichten ontstaan uit de Hip-Hop of andersom?

 

3

Eigenlijk wel ja. Ik ging ooit van breaken (niet lang gedaan) naar graffiti, waarna ik al gauw merkte dat m’n ware Hip Hop aard lag in Rap. Daar had ik het meeste mee. Ik begon al op jonge leeftijd m’n rhymes te schrijven, die eigenlijk nergens over gingen maar uiteraard wel netjes rijmden. Hoe langer ik rapte, hoe meer ik er wat mee wilde zeggen. En wat ik altijd een uitdaging vond was het freestylen; echt uit het niets on the spot al improviserend een rap ten gehore brengen. Geen tijd om erover na te denken, laat staan wat op te schrijven, gewoon rijmen op de beat. Da’s echt een vak apart. Lang niet iedere rapper beheerst die skill. Maar back in the day kon ik er wel wat van.
Een tijd lang heb ik Rap een beetje verwaarloosd. Er kwamen andere prioriteiten en als vader en echtgenoot moest ik m’n handjes uit de mouwen steken. Niet dat ik het zag als een hobby; dat vond ik altijd zo denigrerend. Maar een carrière in rap zag ik ook niet direct zitten.
Door de jaren heen ben ik wel altijd teksten blijven schrijven. Toen het gedicht “15 augustus 1945 – Het einde, het begin…” tot me kwam in de nacht van 14 op 15 augustus 2013, toen kwam het ook als rap uit m’n pen. Ik kon niet anders, dat was hoe ik schreef. En nog steeds schrijf.
Wat dat betreft ben ik wel trouw gebleven aan m’n roots. Niet alleen m’n Indische, maar vooral ook Hip Hop.

Hoe lang schrijf je al gedichten?

Eigenlijk sinds die nacht van 14 augustus 2013. Indo Poetry noem ik het. Ook al gaat het niet altijd over m’n Indo- of Indisch-zijn. Maar hetgeen er in het boek is terechtgekomen is wel hoofdzakelijk van die aard.

Waarom ben je naar Suriname verhuisd? Omdat je met Denise bent getrouwd?

Dat heeft er wel mee te maken ja. Maar als mensen denken dat ik hier woon enkel en alleen omdat Denise hier vandaan komt, dan hebben ze het mis.
Kijk, dat gevoel dat ik op Java niet echt had (van thuiskomen en mezelf senang voelen) dat had ik hier dus wel meteen! Het scheelt denk ik ook wel dat we tijdens onze vakantie in 2001, toen we voor het eerst samen in Suriname waren, bij familie verbleven. Dat is heel anders dan in een hotel. Je bént ook echt bij mensen thuis, die je dat gevoel ook willen geven. Javaanse mensen zijn ook echt van het jou naar je zin maken. Ook al is niet alles geweldig, ook al gaat niet iedereen goed met elkaar om, als er vakantiegangers uit het verre Holland zijn, dan gedraagt men zich op z’n best en doe ze ook hun best voor je. Dat was wel een unieke ervaring.
We hadden niet kunnen vermoeden dat we vijf jaar later zelf hier zouden wonen…

Zou je ook naar Suriname zijn gegaan als je niet was getrouwd met een Surinaams-Javaanse vrouw?

Om twee redenen vind ik het moeilijk te zeggen.
Denise was vroeger eigenlijk nooit echt van plan om te remigreren. Ook niet toen we hier eenmaal waren geweest. Terwijl ik zelf volgens mij ben geboren om rond te trekken…
Al vanaf m’n 17e wist ik dat Denise voor mij de ware is. We zijn allebei reislustig en vanwege Denise’s afkomst heb ik Suriname ‘ontdekt’. Door haar maken we nu min of meer deel uit van ‘Javaans Suriname’, hier in de familie buurt waar we wonen. Zonder haar was ik misschien wel ooit in Suriname terechtgekomen, maar niet in deze ‘kampung desa’; een stukje Java van vroeger in de Nederlandstalige tropen. Niet voor niets noem ik het Suriname waar ik woon en ook andere plekken hier die ik ken ‘het laatste stukje Indië’. Dat ik dit ken en mag ervaren, dat heb ik dus aan haar te danken!
4

 

Klik hier om naar deel 2 te gaan