2

Jullie hebben 4 kinderen , voelen die zich meer verbonden met het Indisch zijn of voelen ze zich meer Surinaams?

Dat zou je eigenlijk aan hun moeten vragen.
We hebben het er wel eens over, dus ik weet het antwoord wel. En het is geen van beiden eigenlijk.
O, vertel… hoe komt dat?
Hier in Suriname wordt er ontzettend veel in etnische en raciale hokjes gedacht. Mensen denken in groepen en gaan er van uit dat iedereen bij een bepaalde groep hoort. De indeling is simpel en kortzichtig: op basis van uiterlijk.
‘Indisch’  en ‘Indo’ zijn hier totaal onbekend, dus dat hokje bestaat gewoonweg niet. De meest voorkomende bekende hokjes zijn: hindoestaans, creools, javaans, chinees, bosneger, indiaan, buru, bakra (= blank, Nederlands). En dan heb je nog dogla/gemixt.
Afhankelijk door welke ogen je ons bekijkt, zien Indo’s er over het algemeen ofwel ‘Europees’ of ‘Aziatisch’ uit. Of… meest logisch… ‘iets ertussenin’.
Onze kinderen hebben ieder een uniek uiterlijk. De jongens worden weleens ‘Javaans’ genoemd. Maar omdat hun accent niet Surinaams is, krijgen ze meestal het label ‘bakra’ opgeplakt.
Door hun ‘anders-zijn’ beseffen ze alle vier heel goed dat ze niet ‘typisch’ Surinaams zijn. En door anderen worden ze er maar al te vaak op gewezen dat ze dat ook niet zijn. Dus hier in Suriname voelen ze zich ook niet direct Surinaams. Eerder Nederlands.
En niet zozeer omdat ze vaak ‘Nederlands’ of ‘bakra’ genoemd worden. Maar meer door de band die ze met Nederland voelen. De taal die ze spreken, die anders is dan het Surinaams-Nederlands van hier. De manier van denken, hun referentiekader, dat alles zorgt er denk ik voor dat ze zich qua land het meest verbonden voelen met Nederland. En het feit dat ze ‘gewoon’ de Nederlandse nationaliteit hebben speelt waarschijnlijk ook mee.
Thuis wordt er regelmatig gepraat over onze afkomst en daardoor realiseren ze zich wel dat ze Indo’s zijn. De jongens, onze twee oudste kinderen, begrijpen daarnaast dat ze Indisch zijn en wat dat inhoudt. Ze hebben thuis geleerd over onze specifiek eigen cultuur, onze geschiedenis, onze keuken, de koloniale manieren van denken in ‘ras’ en ‘kleur’ (die ze in de Surinaamse cultuur ook terugzien) en welke invloed dat heeft op ‘het Indische’… Kortom ze begrijpen het verschil tussen ‘Indo’ en ‘Indisch’ en associëren zich met beide. Alleen noemen ze zich hier niet zo.
We laten ze daarin vrij. Denise heeft nog altijd weinig met haar Javaanse afkomst en cultuur. Ik ben een Indische Indo die het belangrijk vindt dat ons Indisch erfgoed wordt doorgegeven en onze cultuur blijft voortbestaan. Maar ik wil absoluut niets afdwingen of opleggen.

Wat geef je je kinderen in de opvoeding mee? Typische Indische gewoontes?
De Indische gewoontes die onze kinderen in zich hebben, zijn vaak genetisch al voor ze bepaald. En of die gewoontes ‘Indisch’ of ‘Javaans’ zijn laat ik even in het midden. De hurkzit (jongkok) bijvoorbeeld, die heeft niemand ze aangeleerd… doen ze uit zichzelf. Ik hoor onze kinderen ook regelmatig neuriën… dan is het net alsof ik Oma weer hoor. En hun namen, die worden afgekort en omgevormd. Bij 3 van de 4 heeft dat geleid tot heel logische roepnamen (Cedric = Ced, Delano = Laan, Elisha = Lies), maar Feliya… dat werd op een gegeven moment ‘Pipi’ toen ze nog klein was. Ze is en blijft onze Benjamina, maar ‘Pipi’ (en ‘Fifi’ op school) klonk op een gegeven moment toch ‘te klein’ voor d’r. Zoals ‘Cedje’ en ‘Laantje’ hun –je en –tje verloren, zo werd Pipi gewoon ‘Piep’…
En wie heette er ook Piep…? Jawel, mijn eigen Opa: Richard Baume. En zo herinnert ons jongste kind me regelmatig aan mijn familie-oudste van toen…
Mandiën, zoals Indische mensen vroeger gingen ‘baaien’, doen we hier vooral in de grote droge tijd. Dat bespaart water (dat dan schaars is) én het werkt heel snel verkoelend.
Tjebokken is er nog niet bij. Ik breng het graag terug, na één generatie afwezigheid in onze familie, maar Denise vindt het niks. Terwijl sommige Javanen het hier ook gewoon nog doen. Maar ook niet veel hoor.
Onze kinderen zijn echte snoepkonten. Dat schijnt ook iets Indisch te zijn.
Feliya is in dat opzicht meer Javaans: een echte fruit-liefhebber. Vers uit eigen kebon.
Er zijn veel overeenkomsten, maar bepaalde Indische gewoonten zijn heel anders dan de Javaans-Surinaamse. Neem bijvoorbeeld ons eten en hoe we dat op ons bord zetten: heel geordend, de verschillende gerechten worden niet ge-tjampoerd, omdat alles ‘goerih’ is en z’n eigen smaak moet behouden. Die smaken wil je immers afzonderlijk ook kunnen proeven… er van genieten.
Javanen (hier) zijn in dat opzicht net Belanda’s, hahaha. Alles hatseflats op één hoop, maakt niks uit; “het gaat toch allemaal door dezelfde mond” die gedachte, weetjewel. Ik kan dat niet rijmen met onze eet-cultuur, maar begrijp wel waar het vandaan komt. Javaanse Surinamers koken namelijk niet echt goerih; de boemboes zijn vele malen eenvoudiger. Geheel in lijn met hun sociale afkomst in Nederlands-Indië; hun voorouders van daar waren eenvoudige mensen. Dat zie je terug in de keuken. Zoals je in de onze die andere sociale stand terugziet; eentje waar (dure) kruiden werden gebruikt.
Daarnaast, zo is mijn ervaring, maken Javaanse Surinamers standaard te veel eten klaar. Van Indischen wordt ook gezegd dat er altijd méér dan genoeg eten is. We zijn inderdaad een heel gastvrij volk, waar iedereen welkom is om mee te eten. Maar in onze familie werd er absoluut geen eten weggegooid. Om dat te voorkomen werd er ook niet overdadig veel klaargemaakt. Het werd gewoon anders verdeeld, of snel-snel nog wat bij gekookt als dat kon.
Die gewoonte van geen eten verspillen, dat geef ik onze kinderen wel mee. Groot verschil met de Javanen van hier is dat iedere Indische familie een oorlogsgeschiedenis heeft, waarin met heel weinig moest worden overleefd. Die geschiedenis hebben Javaanse Surinamers niet. Zij komen uit een cultuur van selamatan2 met genduren. En de ouderen planten vaak hun eigen gewassen: cassave, banaan, papaya, vroeger zelfs padi. Heel zelfvoorzienend, met eten in overvloed.
Kortom: in beide culturen is eten ontzettend belangrijk, alleen wordt er heel anders mee omgegaan.
5

Wat ik mooi vind is dat onze kinderen hier in Suriname veel dichter bij de natuur staan. En ook heel erg dicht bij de Javaanse cultuur, zoals die noch in Nederland, noch op veel plaatsen in Indonesia nog te vinden is. Dat maakt ze in mijn ogen niet ‘Indischer’ of zo, maar wel sterker verbonden met hun Javaanse achtergrond en adat. Hun band met Indonesia (vooral met de Javaanse cultuur) is daarom veel sterker dan de band van Denise en mij met dat land. Ook al is de fysieke afstand vanuit hier groter dan vanuit Nederland, staan ze dichter bij Nusantara dan wij… Waarom? Omdat ze hier zijn opgegroeid, in een familie kampong in de Javaanse dessa. Hier hebben ze zo vaak een djarang kepang ‘voorstelling’ meegemaakt, hier horen ze lagu2 Jawa en gamelan, de meiden hebben Indonesische dansen geleerd bij de ambassade van de Republik Indonesia in Paramaribo, Javaanse snacks (patjitan) en gerechten die je bijna nergens meer kunt vinden (verschillende soorten pap bijvoorbeeld), daar zijn ze gewoon mee bekend. Maar ook het alledaagse leven in een buurt als dit zorgt er al voor dat ze heel dicht bij hun Javaanse roots staan. De Javaanse taal die ze hier dagelijks horen en die ikzelf nog een beetje van m’n oma heb geleerd. De sapoe lidi kennen ze ook van hier, door het Javaans verhuis-ritueel (met bantal,  klosok én ‘sapu sada’ = sapu lidi) en het feit dat er in ieder huis wel eentje te vinden is. En zo zijn er vast nog meer typisch Javaanse (en indirect ook Indische) dingen die ze hier automatisch meekrijgen. Dat geeft hun jeugd in Suriname wel een extra (belangrijke) dimensie.

Tenslotte het niet-tastbare. Misschien wel het belangrijkste, omdat zo moeilijk te bepalen is wat daar de waarde van is… Over het algemeen worden wij Indischen ‘gevoelsmensen’ genoemd. Dat zijn we volgens mij ook vaak wel.
Bepaalde gevoelens, die gepaard gaan met een mystieke, oosterse cultuur zijn veel makkelijker over te brengen in zo’n mystieke oosterse omgeving als deze. Je hoeft ze nl. niet eens over te brengen, ze worden zelf gevoeld. Je zou het hier moeten komen ervaren… ik noem het hier niet voor niets ‘het laatste stukje Indië’.
Een belangrijk aspect binnen de Javaanse en de Indische cultuur is ons respect voor ouderen, voor overledenen en voor onze voorouders. En voor ouderen in het algemeen. Ook dát wordt ze hier met de paplepel ingegeven.
Het is daarom niet zozeer hun Indische vader, maar deze dessa in Surinaamse waar we wonen, die er zeker debet aan is dat diepgewortelde waarden en principes zich op een heel vanzelfsprekende manier hebben genesteld in onze kinderen. Ja, daar ben ik wel trots op en erg blij mee.

Waarom heb je het in je boek over ‘Blauwe’? Dit was toch echt een scheldwoord… Wilde je dit benadrukken?

Hahaha, dat is weer zo’n typisch ding hè. De ene Indo pakt het beledigend op, de ander gebruikt het met trots. Net als het woord ‘pinda’ of zelfs ‘halfbloed(je)’. Met die twee woorden heb ik niks, behalve dat ik ze ronduit denigrerend vind. ‘Blauwe’ is dat eigenlijk ook wel een beetje, dat ben ik met je eens. Maar net als de term ‘Indo’ is het, hoe noemen ze dat, een ‘geuzennaam’ geworden. Zo ervaar ik het tenminste. Daarom zag ik er geen kwaad in om het te gebruiken.
Een beetje zoals ‘zwarte’ rappers continu het woord ‘nigga’ gebruiken. Ik zelf doe dat nooit. En ik stel het ook niet op prijs wanneer niet-Indo’s het woord ‘blauwe’ gebruiken. Maar onderling vind ik het heel normaal.
Ik zal het je nog sterker vertellen: at one point in time had ik als titel de voorkeur voor “Brabants Bont en Indisch Blauw”. Gaandeweg vond ik die niet pakkend genoeg. Ik wist dat ik een andere titel moest bedenken, maar kwam er maar niet uit. Toen ben ik, hoe simpel kan het zijn, het boek zelf gaan lezen, tussen al het schrijven en redigeren door. En zag ik de rode draad in het geheel…

De Nederlanders kunnen ons moeilijk plaatsen…autochtoon of allochtoon…hoe zie je ons? Indisch een breed begrip dus ik zou graag een uitleg hierin hebben.

Ik zie ons als een heel gemêleerd ‘geheel’ van indoviduën en ik noem ons heel bewust: Indische Indo’s. Onze etniciteit, onze culturele achtergrond die z’n oorsprong heeft in Nederlands-Indië, is en blijft Indisch. Ook al bestaat ‘Indië’ niet meer en ook al wonen we ver buiten Nusantara.
Iets anders dan onze etniciteit, adat en cultuur is onze gemengdbloedigheid. Het feit dat we afstammen van zowel ‘Indonesische’ (voorheen ‘inlandse’) als Europese voorouders maakt ons Indo-Europeanen, kortweg ‘Indo’s’.
We zijn een specifiek soort Indo’s. Kinderen met een Indonesische vader en een Zweedse moeder (ik noem maar wat), zijn ook Indo’s. Wij Indischen, van gemengd bloed, wij zijn Indische Indo’s. Onze cultuur wordt niet enkel gedefinieerd door ons gemengd bloed. We komen voort uit een lange lijn der Indische Indo’s. De generaties voor die van onszelf waren ook al gemengdbloedig. En cultureel gezien kwamen zij ook voort uit die typische Indische mengcultuur.
Veel Indischen beseffen niet hoe uniek en speciaal onze afkomst is. We zijn ook niet opgevoed met dat besef. We zijn grootgebracht met lessen als: ‘Niet opvallen, goed Nederlands spreken’, ‘Niet terugkijken, Nederland is ons land’ en ‘Wij zijn gewoon Nederlanders’.
We hebben onszelf dingen wijsgemaakt. Typisch voor de Indische Indo’s die een drang hadden om ‘vooruit’ te komen. Dat begon al lang voor onze komst naar Nederland. In ‘Indië’ hadden velen ook al weinig oog voor hun oosterse (‘inlandse’) achtergrond. En ons Indisch-zijn was volgens koloniale maatstaven eveneens minderwaardig aan het blanke ideaal.
Door ons te confirmeren naar die blanke maatstaven, ons ernaar te gaan gedragen en te gaan geloven dat we ook ‘gewoon’ een soort van blank waren net als die echte blanken, raakten we vervreemd van zowel onze oosterse roots als van ons eigen Indisch-zijn.
De oorlog en Bersiap zetten niet alleen het land op z’n kop, heel de Indische belevingswereld moest eraan geloven. Dachten we eerst beter af te zijn als Europeanen, ineens was het juist goed om Aziatisch te zijn. Sinds de Japanse bezetting, leefden de Indo’s van de één op de andere dag in een totaal andere wereld, waarin het ineens juist goed was, zelfs beter was, om bruin te zijn in plaats van blank. Los van de fysieke gevolgen die een bezetting met zich meebrengt, was dit een enorme psychologische verandering. Indo’s moesten gaan denken in ‘de omgekeerde wereld’; voorheen kwam je vooruit door ‘blank’ te zijn, nu had je ineens meer kansen wanneer je juist niet blank was. Veel Indo’s hadden wat dat betreft vaak een soort keuze. Vooral wanneer je qua uiterlijk beide kanten op kon.
Natuurlijk heeft ‘de Indo’ altijd wel beseft dat ‘ie van gemengd Europees/Aziatische afkomst was. In een overwegend Aziatische omgeving val je op door je anders-zijn en wordt je ‘Europees’ of ‘Belanda’ genoemd. En in een blanke omgeving val je ook op door je anders-zijn; daar wordt je dan juist als niet-blank gezien.

Zodoende werden we in Nederland gezien als ‘bruintjes’, Aziaten, Indo-nesiërs.  “Indo’s, die komen uit Indo-nesië, dus Indo’s dat zijn Indonesiërs.” De doorsnee Nederlander wist totaal niets van de voormalige kolonie ‘Nederlands-Indië’ behalve dat veel van hun jongens daar vochten in een oorlog om het land terug te krijgen. En ze vochten tegen Indo’s… of zoiets. Allemaal één pot nat.Je vraagt hoe ík ons zie; allochtoon of autochtoon? Ik denk eigenlijk niet zo zwart/wit, niet van het één of het ander. De ene Indischman voelt zich tekortgedaan wanneer hij gezien wordt als een allochtoon, terwijl de andere Indo zich juist prettig voelt in een Indonesische omgeving en niet zoveel heeft met ‘die Belanda’s en hoe er over hem gedacht wordt’.Zelf ben ik opgegroeid in een voornamelijk Nederlandse omgeving. Of eigenlijk in een multi-culturele omgeving in Brabant. In ieder geval niet in een overwegend Indische omgeving. Er waren wel Indo’s in de buurt, maar ik zag ze niet veel. Afgezien van degenen die bij mij op school zaten of die ik rekende tot mijn familie, kende ik er niet veel.
Toch voel ik mezelf niet per sé een ‘autochtoon’. Ik bén namelijk geen ‘Nederlander’, althans geen ‘Belanda asli’ ( = oorspronkelijke Nederlander). Maar ik ben ook geen allochtoon, want al mijn directe familieleden, inclusief ikzelf, hebben altijd de Nederlandse nationaliteit gehad en zijn geboren en getogen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Dus… wat ben ik dan wel…? Ik ben Indisch! En Indisch = Anders. Niet zomaar in één hokje te stoppen.
Ik denk dat je zelf Indisch moet zijn om het helemaal te begrijpen…

Het boek is opgedragen aan? Papa, Opa, ons, je kinderen….wie?
RESPECT! is geschreven voor iedereen met waardering voor zijn of haar eigen cultuur én voor andere culturen. Ik breng mensen ermee samen. Bewustzijn van je eigen cultuur en waardering daarvoor, gaan hand in hand met waardering en respect voor anderen. Dát laat ik graag zien, dat draag ik uit.
Het is opgedragen aan mijn Indische grootouders en aan mijn ouders.
Als onderdeel van een veel grotere missie, die ik op me heb genomen.
Ik ben een sociaal mens en dat sociale heb ik meegekregen van mijn ouders en grootouders. Ook van mijn Brabantse familie hoor. Het is daarom ook tegelijkertijd een ode aan hen allemaal. Een ode aan alle culturen die ik in me meedraag. Indisch, Hip Hop, Brabant en Suriname.
Je hoeft niet per sé wat met die culturen te hebben, om de waarden en de gevoelens die ik beschrijf te delen. Dit boek is er één om te voelen… het respect, de passie, het doet wat met je!

Wanneer je je Opa herdenkt pas je dan de Indische gebruiken toe? Zoals kaarsje branden, lievelingseten, drinken of sigaretje neerzetten bij de foto? Gebruik je zelf de adat?

Weet je, net zoals ik onze geschiedenis zelf heb moeten leren, zo heb ik ook moeten uitzoeken wat nou ‘typisch Indische gewoonten en gebruiken’ zijn.
Ik heb er geen moeite mee om onze geschiedenis en onze cultuur via mijn poetry en verhalen uit te dragen. Maar het komt op mij als geforceerd over wanneer ik ineens bepaalde rituelen ga toepassen die mij niet persoonlijk zijn bijgebracht. Dus om heel eerlijk te zijn: ik zou de Indische adat graag in mijn dagelijks leven toepassen, wanneer ik daarmee grootgebracht was. Omdat dat niet zo is, gedenk ik op heel eigen wijze. Ik praat soms tegen mijn Opa en Oma, soms bid ik bij hun foto’s.
Vroeger brandde ik weleens kretek sigaretten, niet op speciale gelegenheden, maar gewoon op momenten dat ik zin had om de geur te ruiken.
Via de Javaanse cultuur ben ik hier meer te weten gekomen over de Javaanse adat. En ik zie dat er in bepaalde Indische families in Nederland elementen van de Javaanse adat worden gebruikt en worden gezien als typisch Indisch. Dat vind ik wel grappig. En eigenlijk ook wel mooi. Mooi om te zien dat Indischen uiteindelijk toch meer in touch zijn geraakt met hun oosterse achtergrond.
Voor mij zijn Javaans en Indisch echter twee verschillende dingen. Mocht ik mezelf er op een gegeven moment tóch toe kunnen zetten om de Indische adat in mijn leven te verweven, dan zou ik eerst uitvoerig gaan uitzoeken wat die specifiek Indische adat precies inhoud. Zover ben ik blijkbaar nog niet…

Wij zijn een uitstervend ras, zonder land, geen vlag… wanneer je hieraan denkt wat zou de kleur van ons Indisch volk moeten zijn, met welke symbolen?

Misschien heb je het wel gemerkt, maar ik ben fan van Paatje. Paatje Phefferkorn.
Ik heb maar één symbool waarmee ik mijn Indisch-zijn op die manier uitdraag en dat is de Indo Melati (vlag), die Paatje voor ons heeft ontworpen. Een overwegend blauwe vlag (daar heb je die kleur weer, voor mij is die Indisch) met een embleem vol symboliek. Ontzettend Indisch als je het mij vraagt. Niks aan toe te voegen, gewoon goed!

De catering…snacks…leven jullie daar nog steeds van?

We hebben jarenlang de Indische cultuur uitgedragen via onze keuken.
In een land waar de stelling “wat de boer nie kent, dat eet ‘ie niet” van toepassing is. Tenzij het (bijna) gratis is. Mensen gaan hier voor “veel voor weinig” en zijn de veel eenvoudigere Javaanse warung maaltijden gewend. Indisch eten bereiden is veel minder eenvoudig. Veel tijdrovender. Onze gerechten zijn ook erg gurih… de bumbu’s zijn samengesteld uit weet ik hoeveel kruiden en specerijen. Het bleek slechts aantrekkelijk voor een heel select gezelschap van klanten met iets meer koopkracht en een avontuurlijkere instelling. Helaas kwamen daar niet al te veel opdrachten vandaan, dus moesten we iets anders gaan ondernemen.
We zijn overgestapt op het verkopen van spekkoek en snacks op een culinaire markt. Op die manier bleven we de Indische cultuur toch nog op culinaire wijze uitdragen. Dat ging 14 maanden lang best lekker. Alleen de laatste paar maanden was het niet meer rendabel. De markt werd steeds minder bezocht.
Op dit moment doen we geen Indische catering of snacks meer. Maar zeg nooit nooit, want je cultuur uitdragen via het eten is ontzettend mooi! Jammergenoeg doen Indischen dat te weinig. Degenen die een horeca-onderneming runnen, noemen hun waar niet ‘Indisch’ maar ‘Indonesisch’… ik zie dat als een ontzettend grote, gemiste kans.
Het spekkoek bakken is trouwens wel weer nieuw leven ingeblazen. Inmiddels doe ik het zelf al een hele tijd niet meer, maar zijn het Elisha en Delano (onze twee middelste kinderen) die er zo nu en dan een halve dag voor opofferen. Jawel, ook in huize Linders wordt de cultuur via de keuken van generatie op generatie overgebracht.

Hoe zie je jezelf over 25 jaar? Nog steeds in Suriname of toch terug naar Nederland?

Over 25 jaar… weet je, ik kijk nooit zo ver vooruit. Ik maak vaak niet eens plannen voor volgende maand, volgende week of morgen. Nu is wat telt en wat dat betreft vind ik het geweldig hier in Suriname, want hier kun je ook echt zo leven. Maar er zijn nog veel meer landen waar ik me prettig voel. En nog zat plekken die waar ik in gedachten al heel vaak ben geweest, maar in het echt nog nooit. New York City bijvoorbeeld. Georgia en Florida. En Southern California. Brazilië en Malaysia.
Ik heb gemerkt dat ik me thuisvoel in Latijnse landen: Portugal, Spanje en Italië. Mexico vond ik ook prachtig en het eten was er goed, maar om daar te wonen… Zelfde geldt voor Indonesia, alhoewel je daar als Indo altijd een band mee hebt. Bali schijnt wel leuk te zijn om neer te strijken, maar ik denk dat ik me vreselijk zou irriteren aan de toeristen. En nog meer aan de ex-pats.
Ik ben een emigrant, dat zit me in het bloed. En dat bloed kruipt waar het maar gaan kan…
Er gaat sowieso weer een tijd van reizen aanbreken (insy’allah, zoals dat zo mooi heet), zodra onze kinderen uit huis zijn. We laten ze ook voor zichzelf kiezen waar ter wereld ze verder willen. Vanaf het moment dat we zijn geëmigreerd, hebben we de kinderen voortdurend meegegeven dat de wereld groter is dan Nederland en Suriname. En dat we niet gebonden zijn aan welk land dan ook. Ze hebben een heel cosmopolitische kijk op zaken. Da’s best apart voor kinderen van hun leeftijd.
Helaas kunnen we ons vanuit Suriname niet zo gemakkelijk verplaatsen als toen, vanuit Nederland. Ik zie het wel gebeuren dat een paar van onze kinderen daar gaan studeren. Ik moedig ze nu al aan om dan vooral ook te gaan reizen: Europa ontdekken. Er is zoveel te zien op dat ene kleine continent. Prachtig!
Nóg zoiets wat ik aan Hip Hop te danken heb: vroeger ging ik iedere zomer op tienertoer en was ik te vinden in de grote steden, daar waar de ‘pieces’ (graffiti-schilderwerken) stonden. Op die manier heb ik vanaf 11-jarige leeftijd al heel wat van Nederland gezien en kwam ik op plekken in steden waar je volgens velen beter niet kon gaan. Maar het avontuur, mijn nieuwsgierigheid en m’n drang om grenzen te verleggen motiveerden mij om te doen waar ik zin in had.
Waar we zelf uiteindelijk terechtkomen… ik zou het echt niet weten. Over 25 jaar kom ik denk ik nog graag in Suriname. En ik hoop ook in Nederland. Ik denk dat er al wat eerder een tijd komt waarin Denise en ik telkens voor korte tijd in een ander land wonen. De wereld is te mooi en veelzijdig om op één plek te blijven.

Wat is je grootste boodschap naar de Indische gemeenschap buiten RESPECT!

Is het stom wanneer ik zeg dat RESPECT! de boodschap is? Want dat is het gewoon.
We moeten elkaar meer respecteren, meer liefhebben, vertrouwen, zien als familie, als verwanten, lotgenoten if you will, maar vooral geen slachtoffers. Uit respect voor de mensen die voor ons geleden en gestreden hebben, moeten we vooral bij elkaar komen en niet langer op elkaar neerkijken of denken in rangen, standen en klassen. Het mag wel eens een keer echt afgelopen zijn met die zelfvernietigende verdeeldheid.
Vroeger was het hoe lichter hoe beter. Nu moet je juist donker zijn of tenminste getint, om jezelf Indisch te ‘mogen’ noemen. Bullshit!
Weet wie je bent, begrijp wie en wat we zijn. Get the facts straight. Je hoeft wat mij betreft niet alle details van de geschiedenis te weten, maar het is niet verkeerd om te begrijpen hoe en wie en wat…
Begrip voor je Indisch-zijn, Respect voor onze bangsa. Dat moet komen vanuit onszelf. Pas dan zullen we het kunnen krijgen van anderen, voor zover dat laatste überhaupt belangrijk is…
6

 

SID bedankt Edwin Linders voor dit boeiende interview.