Om haar zus Toetie niet wakker te maken probeert Sylvie haar snikken in haar hoofdkussen te smoren. Ze heeft zo’n heimwee naar huis. Naar Semarang, naar Mammie en haar broertjes.Sylvie logeert met Toetie en haar broers Kroes en Hardy bij Tante Co in Surabaya, een stad in Oost-Java. Pappie wordt nog steeds door de Japanners gevangen gehouden en Mammie heeft al van alles moeten verkopen om haar 10 kinderen in leven te kunnen houden. Daarom heeft Tante Co aangeboden om 4 kinderen tijdelijk in huis te nemen. Maar het is geen vrolijke logeerpartij! De jongens verrichten dwangarbeid voor de Japanners en ook Sylvie en Toetie moeten flink de handen uit de mouwen steken. Zo moeten ze taarten die door Tante Co en andere vrouwen worden gemaakt, naar winkels brengen.Soms met de fiets, meestal te voet. En dat met al die Japanse soldaten op straat! Als Toetie Mammie hierover een brief schrijft, wordt die heel boos. Ze regelt oppas voor de kinderen thuis en maakt de lange – en voor een vrouw alleen niet ongevaarlijke – treinreis naar Surabaya. Sylvie, Toetie en Hardy gaan met haar terug naar Semarang. Kroes mag nog niet mee; hij moet blijven om zijn werk voor de Japanners af te maken.
Sylvie is blij om weer thuis te zijn, al moet ze de hele dag binnen blijven. Nu is ze dichtbij Pappie, die nog steeds in de gevangenis in Semarang zit.

Pekodjanweg richting de Chinese kamp te Semarang , links , muur vd gevangenis Djoermatan in Semarang

 

Hij krijgt daar niet of nauwelijks te eten. Mammie heeft de bewakers omgekocht, zodat ze Pappie dagelijks wat eten kan brengen. De kinderen mogen om beurten met haar mee. In de hoop een glimp van Pappie te kunnen opvangen. Sylvie ziet Pappie pas weer, wanneer hij met andere gevangenen onder zware Japanse bewaking naar het station loopt. De mensen op straat zeggen dat de gevangenen in Bandung zullen worden terechtgesteld. “Pappie is onschuldig,” fluistert Sylvie terug. “Hij gaat niet dood; hij komt terug!” En ze zwaait naar hem tot hij uit het zicht is. Dagen- en nachtenlang huilt Sylvie en bidt vurig voor de terugkeer van Pappie.
Niet lang daarna krijgt Mammie uit Bandung het bericht dat Pappie wegens verzetsdaden door de Japanners zal worden onthoofd. Uit geldgebrek kan ze hem niet bezoeken. Bovendien is Semarang-Bandung een dag reizen per trein.

 

Soekamiskin gevangenis in Bandung

 

Ze kan haar 10 kinderen niet alleen laten. Pappie overlijdt vlak voor zijn terechtstelling. Hij is bezweken aan een hartaanval. Althans dat wordt zo aan de kinderen verteld. In ieder geval krijgt Mammie van de Japanners per telegram een bericht van zijn overlijden en een gratis treinkaartje naar Bandung om het graf van Pappie te bezoeken. Hij ligt bij de gevangenis begraven. Later wordt Pappie herbegraven op het ereveld Pandu in Bandung. Sylvie kan zijn graf pas tientallen jaren later bezoeken. Ze woont dan al lang in Nederland.

Op 15 augustus 1945 wordt door de Japanse bezetter de capitulatie getekend. Maar daarmee is de ellende nog niet voorbij. Sylvie hoort Javaanse opstandelingen – vaak jonge jongens uit de buurt – merdeka! (= vrijheid) schreeuwend door de straten rennen. Opnieuw moeten Sylvie en de andere kinderen binnen blijven van Mammie. Daarom zien ze niets van de gewelddadigheden die zich vlak in de buurt afspelen. Ze zien niet de dode lichamen op straat. Doodsbang zitten ze ondanks de hitte dag in dag uit in huis. Mammie zegt dat ze zo min mogelijk geluid mogen maken. Dat is erg moeilijk: stil zijn als je al bijna 3,5 jaar binnen zit!