De Toraja noemen hun religie Aluk To Dolo, de’ Riten van de mensen van Weleer,
‘ ofwel het geloof van de voorouders. Voorouders zijn belangrijk.
Zij zorgen vanuit de hemel voor het welzijn van de gemeenschap en voor de vruchtbaarheid
van de velden. De eerste mens werd in de bovenwereld geschapen door de oppergod Puang Matua
(de Oude Heer), te samen met de karbouw, het hoen, het varken en enkele planten.
Een nakomeling van deze voorouder begon zich in de bovenwereld te vervelend: hij opende het
hemelvenster en zag de oceaan onder zich.
Hij vond dit alles heel interessant en vroeg Puang Matua of deze niet een kluit aarde naar beneden kon gooien, waarop hij
(met huis, gezin, karbouwen, slaven, enzovoorts) neergelaten kon worden.
Aldus geschiedde. De neergedaalde mens werd de eerste To Manurung, ‘Hij, die op Aarde is Neergedaald’.
Nadien kwamen nog meer To Manurun naar beneden. Ze ‘landden’ op de rotsen en bergen in Torajaland. Daar ook bouwden ze hun eerste huis, een Tongkonan.
De in de hemel gebruikelijke rituelen werden op aarde gehandhaafd, zo werd het kosmisch evenwicht bewaard.
De kosmos van de Toraja bestaat uit drie lagen: de bovenwereld, de aarde(de wereld van de mensen)
en de onderwereld. De bovenwereld is het gebied van Puang Matua, d
ie samen met enkele andere belangrijke goden en godinnen, en de vergoddelijkte
voorouders troont in het zenit.
De aards wordt gedragen op het hoofd en de handpalmen van Pong Tulakpadang, de ‘Aardstutter’.
De vrouw van zijn godheid kan, als zij een slechte humeur heeft, aardbevingen veroorzaken.
Een tunnel verbindt de onderwereld met het dodenrijk, Puya geheten.
De doorgang wordt bewaakt door Pong Lalondong, ‘Heer Haan’, de rechter van het dodenrijk die
de levendsdraad van de mensen afsnijdt. Het dodenrijk ligt overigens op aarde,
ergens ten zuiden van Torajaland.
Deze windrichting wordt daarom te samen met het westen, de richting van de ondergaande zon,
geassocieerd met de dood. Noord en oost, de richting, de richting van de opkomende zon,
worden in verband gebracht met het leven.
Op overeenkomstige wijze delen de Toraja hun ceremoniën in: alle rituelen die op de levenden
betrekking hebben, vallen in de oostelijke sfeer en plechtigheden die met de dood te maken
hebben, zijn ‘west

index