De vluchtvilla is groot, maar Mammie en haar 10 kinderen wonen in slechts 2 kamers. Dat er ook nog 2 andere gezinnen met kinderen wonen, vindt Fer wel gezellig. Maar hij verlangt toch erg naar hun oude huis. Daar kan hij buiten spelen. Ze hebben ook een eigen waterput. Op een keer ontdekt Pappie dat hun Arabische buren stiekem water aftappen uit hun put. Die hebben geen geld voor een eigen put. Om die illegale waterleiding dicht te stoppen springt Kroes zomaar in de put. Stoer vond Fer dat!
Maar Fer heeft ook verdrietige herinneringen aan het oude huis. Vaak denkt hij terug aan die avond dat Japanse soldaten met veel lawaai binnendringen. Hij ligt te slapen en schrikt wakker van het geschreeuw. Hij hoort hoe de soldaten het huis overhoop halen. Mammie zegt later dat ze vermoedelijk op zoek zijn geweest naar bewijsmateriaal van verraad of verzet. Maar ze vinden niets. De Japanners hebben Pappie toen meegenomen. `Zorg goed voor de kinderen,” hoort Fer hem nog tegen Mammie en Kroes roepen. Dan wordt Fer door Toetie uit zijn bed gehaald. Mammie en alle kinderen worden door een Japanse soldaat in één kamer geduwd. Daar zitten ze 3 dagen zonder eten opgesloten. Ze krijgen alleen een beetje water. Naar de wc mogen ze alleen bij heel hoge nood. Na 3 dagen verdwijnt de Japanse bewaker en kunnen ze de snikhete kamer verlaten.
In de witte villa wordt het nu ook te gevaarlijk. De rebellen rukken op. De Japanners kunnen hun veiligheid niet langer garanderen. Ze besluiten de vluchtelingen naar een plaats te brengen waar ze beter tegen de opstandelingen beschermd kunnen worden: de gevangenis! Verstopt onder dekzeilen van een militaire vrachtwagen worden de 3 gezinnen – onder Japanse escorte – in de nacht weggebracht. Hun schamele bezittingen dragen de kinderen in kussenslopen mee. Mammie, Kroes en Toetie helpen Ab en de kleintjes. Wéér op de vlucht. Waar de nachtelijke rit hen naartoe brengt, kan Fer niet zien. Het is stikdonker onder het zeil en hij is misselijk van de hitte. Als ze eindelijk bij de gevangenis aankomen, worden Mammie en de kinderen in een grote cel gestopt met nog ongeveer 15 andere mensen.

Gevangenis Semarang 1945

Eten en drinken is er nauwelijks. Er staat een tafel en een stoel, verder niets. Slapen moeten ze gewoon op de stenen vloer. Als Fer op de tafel klimt, kan hij net door de tralies naar buiten kijken. De gevangenis bestaat uit een hoofdgebouw en enkele bijgebouwen op een groot terrein. Er staat een hoog hek met prikkeldraad omheen. De ingang wordt bewaakt door zwaarbewapende Japanse militairen. Fer ziet een grote menigte van Javaanse jongeren bij de poort, agressief schreeuwend en met speren en messen zwaaiend. Het is een angstaanjagend schouwspel.
Na ongeveer 10 dagen is ook het weinige eten in de gevangenis op. Steeds meer mensen worden ziek van de honger en de hitte. Daarom besluiten de Japanners om alle mensen uit de gevangenis naar een nabijgelegen nonnenklooster te brengen. In het gedrang en geduw probeert Mammie uit alle macht om de kinderen bij elkaar te houden. Begeleid door Japanse soldaten worden ze in volgepropte militaire trucks naar het klooster gereden. Onderweg zien ze de grote chaos in de stad. Fer herkent vriendjes, klasgenoten, kinderen uit de buurt. Hele families zijn op de vlucht. In de chaos raken mensen elkaar kwijt. Kinderen huilen om hun moeder. Moeders zoeken wanhopig naar hun kinderen. Hier en daar wordt nog gevochten. Er liggen lijken in de straten. Niemand weet precies hoeveel mensen en wie er vermoord zijn. Er zijn zoveel geruchten. Er is zoveel paniek.